Illustratie van een roerganger
(in Voyage en Italie, en Sicile et à Malte, 1778)
Een Roerganger begin de jaren '80


  • roer·gan·ger
  • Samenstellende afleiding van roer en gaan met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord roerganger roergangers
verkleinwoord roergangertje roergangertjes

de roergangerm

  1. (scheepvaart) degene die aan het roer staat
88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be