• va·raan
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hagedis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1858 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord varaan varanen
verkleinwoord varaantje varaantjes

de varaanm

  1. (reptielen) Varanidae, is van de familie van de hagedissen, hij is de grootste levende hagedis
77 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]