• vak·ma·tig
  • afleiding van vak met het achtervoegsel -matig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vakmatig vakmatiger vakmatigst
verbogen vakmatige vakmatigere vakmatigste
partitief vakmatigs vakmatigers -

vakmatig

  1. vanuit een professioneel, beroepsmatig standpunt
    • Meteen maar een bekentenis: Koningsdag is geen dag waar Lips zich vakmatig gezien op verheugt. De liveregistratie van het bezoek van de koning is met een kleine drie uur al een lange zit - zonder verrassingen - maar daar kwamen ook nog een Maxspecial vanaf Paleis Soestdijk en het Koningsdagconcert bij. Kneuterigheid ten top. [1] 
    • Frijda noemt Bloemendaal 'een dijk van een superwijf'. ,,Ze was op het persoonlijke vlak en vakmatig een topper. [2] 
97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]