• u·skadt
  • Deens bijvoeglijk naamwoord met het voorvoegsel u-
Naar frequentie 28407
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud uskadt
o enkelvoud uskadt
meervoud uskadte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
uskadte

uskadt

  1. onbeschadigd, gaaf, heel, intact, ongedeerd, ongeschonden, zonder één schrammetje