• så·ret
Naar frequentie 1262

såret

  1. voltooid deelwoord van såre

såret, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van sår


  • så·ret
Naar frequentie 1239

såret

  1. verleden tijd van såre
  2. voltooid deelwoord van såre

såret, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van sår


  • så·ret

såret, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van sår