sår

o enkelvoud	sårt
meervoud	såre

Deens

Zelfstandig naamwoord

sår o

(medisch) wond

Verwijzingen

sår in:
Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
Den Dankse Ordbog op website:ordnet.dk

Noors

Uitspraak

Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
IPA: /soːɾ/

Woordafbreking

sår

Bijvoeglijk naamwoord

sår

Bijwoord

sår

enigszins bitter

Werkwoord

sår

tegenwoordige tijd van så

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	sår	såret	sår	såra sårene
genitief	sårs	sårets	sårs	såras sårenes

Zelfstandig naamwoord

sår o

(medisch) wond
(medisch) zweer, ulcus, helcose, ulceratie

Afgeleide begrippen

Nynorsk

Uitspraak

Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
IPA: /soːɾ/

Woordafbreking

sår

		stellend	vergrotend	overtreffend
onbepaald (sterk)	m/v enkelvoud	sår	sårare	sårast
	o enkelvoud	sårt
	meervoud	såre
bepaald (zwak)	enkelvoud en meervoud	såre	sårare	såraste

Bijvoeglijk naamwoord

sår

Bijwoord

sår

enigszins bitter

Werkwoord

sår

verleden tijd van så

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	sår	såret	sår	såra

Zelfstandig naamwoord

sår o

(medisch) wond
(medisch) zweer, ulcus, helcose, ulceratie

Afgeleide begrippen

Zweeds

Uitspraak

Geluid: sår (hulp, bestand)

Woordafbreking

sår

sårs	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	sår	såret	sår	såren
genitief	sårs	sårets	sårs	sårens

Zelfstandig naamwoord

sår o

(medisch) wond

Afgeleide begrippen

bitsår, brännsår, frätsår, huggsår, köttsår, liggsår, magsår, munsår, operationssår, ridsår, skavsår, skottsår, skärsår, sticksår, sårskorpa