unanimiteit
- Geluid: unanimiteit (hulp, bestand)
- una·ni·mi·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenstemmigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- Afgeleid van unaniem met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | unanimiteit | unanimiteiten |
verkleinwoord | - | - |
de unanimiteit v
- Het woord unanimiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "unanimiteit" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "unanimiteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be