Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eens·ge·zind·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eensgezindheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de eensgezindheidv

  1. zonder onenigheid dezelfde denkbeelden en plannen koesteren
    • Met grote eensgezindheid werd het probleem aangepakt. 
    • Volgens Biden had president Poetin zich verkeken op de eensgezindheid in de Westerse wereld na de "vooraf bedachte en niet uitgelokte" invasie van Oekraïne. [1] 
     Als het om de plunderingen van de bolsjewieken aan de overkant van de Oostzee ging was de eensgezindheid uiteraard groot. Ieder fatsoenlijk mens had achter Finland gestaan zolang de oorlog duurde.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. nos.nl (2 mrt 2022)
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142