• uit·ba·lan·ce·ren

uitbalanceren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbalanceren
balanceerde uit
uitgebalanceerd
zwak -d volledig
  1. heel precies het gewicht verdelen zodat het zwaartepunt precies op de gewenste plaat ligt
    • Even snel je bagage in de achterbak deponeren, is er niet bij. Het selecteren en uitbalanceren van de spullen die je meeneemt, vereist denkwerk en een goede voorbereiding, zeker als het vervoermiddel een relatief klassieke Honda Shadow VT600 is. Veiligheid voor alles. [2] 
  2. (figuurlijk) heel precies verschillende factoren met elkaar in evenwicht brengen
    • Greg Wilson, Producer van Company of Heroes 2, laat weten: "Sinds de gesloten bèta hebben we hard gewerkt aan het uitbalanceren en verbeteren van alle facetten van het spel en het toevoegen van nieuwe matchmaking-servers. [3] 
    • Maar terwijl de gemiddelde disco hard geluid redelijk makkelijk zou kunnen uitbalanceren (omdat het een gesloten ruimte betreft) ligt dat in de buitenlucht lastiger. Met als gevolg dat de speakers vooraan soms ontzettend hard staan, omdat de mensen achterin ook iets willen horen. [4]