tweak
- tweak
vervoeging van |
---|
tweaken |
tweak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tweaken
- Ik tweak.
- gebiedende wijs van tweaken
- Tweak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tweaken
- Tweak je?
- Het woord tweak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- erfwoord via Middelengels twikken van Angelsaksisch twiccian, mogelijk verwant met twitch.[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tweak | tweaks |
tweak
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to tweak |
he/she/it | tweaks |
verleden tijd | tweaked |
voltooid deelwoord |
tweaked |
onvoltooid deelwoord |
tweaking |
gebiedende wijs | tweak |
tweak
- overgankelijk knijpen in
- overgankelijk beetpakken
- overgankelijk (ter verbetering) aanpassen, bijstellen; tweaken