kneep
- kneep
- In de betekenis van ‘kunstgreep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kneep | knepen |
verkleinwoord | kneepje | kneepjes |
- daar zit de kneep
daar zit de moeilijkheid
- de knepen kennen
de foefjes, trucjes kennen
vervoeging van |
---|
knijpen |
kneep
- enkelvoud verleden tijd van knijpen
- Ik kneep.
- Jij kneep.
- Hij, zij, het kneep.
- Ik kneep.
- Het woord kneep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kneep" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "kneep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be