Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lis·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord listigheid listigheden
verkleinwoord listigheidje listigheidjes
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van listig met het achtervoegsel [[-hei[1]d]][[Categorie:Achtervoegsel -hei[1]d in het Nederlands]]

Zelfstandig naamwoord

de listigheidv

  1. het iemand proberen in eigen voordeel voor te bedriegen
     Vanaf het moment dat hij dit nieuws kreeg tot aan het einde van de veldtocht hield Koetoezov zich slechts onledig met het door zijn autoriteit, door listigheid en door smeekbeden vrijwaren van zijn troepen van nutteloze aanvallen, manoeuvres en schermutselingen met de tot de ondergang gedoemde vijand.[2]
     Volgens de fiscus is Moszkowicz 'structureel bezig geweest zaken te verhullen', zo lichtte de belastinginspecteur op 5 oktober bij de rechtbank in Haarlem toe, en kan hij dat niet anders dan opzettelijk hebben gedaan. Er was sprake van 'een patroon, een structureel karakter en listigheid', vindt de inspecteur. Nu de schikking is getroffen, zal de rechtbank geen uitspraak meer doen.[3]
  2. een leugen, het bedrog
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Moszkowicz schikt boetes met Belastingdienst” (29 oktober 2012), Het Parool