bijstellen
- Geluid: bijstellen (hulp, bestand)
- bij·stel·len
- samenstelling van bij en stellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijstellen |
stelde bij |
bijgesteld |
zwak -d | volledig |
bijstellen
- overgankelijk een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets, meestal als aanpassing aan veranderde omstandigheden
- De prijzen moesten bijgesteld worden om de verandering in de olieprijs in rekening te brengen.
- Toen hij werkeloos werd moest hij zijn uitgavepatroon bijstellen.
- Hij moet de instellingen van Word bijstellen toen hij bij het nieuwe bedrijf ging werken.
- ▸ De PCT zal misschien niet al je problemen oplossen, maar het zal je een nieuw perspectief op je leven geven waardoor je hopelijk een aantal zaken zult kunnen bijstellen, zoals: minder geld uitgeven, een minder volle agenda, minder fastfood eten en meer tijd voor je familie en vrienden.[1]
1. een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets
- Het woord bijstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijstellen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be