tureluur
- tu·re·luur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tureluur | tureluurs tureluren |
verkleinwoord | tureluurtje | tureluurtjes |
- (steltloperachtigen) Tringa totanus een vogel die in weiden en duinen leeft
- In dit prachtige gebied, hemelsbreed 8 kilometer boven Amsterdam, staat het alweer vol met planten als speenkruid, watermunt, lisdodde, varens en fluitenkruid, terwijl overal het riet opkomt. Maar bovenal geniet je hier nu van de vele vogels: weidevogels als de grutto, tureluur, scholekster, kievit; kleinere vogels als de blauwborst, rietgors en baardmannetje, rondcirkelende roofvogels als de bruine kiekendief, en met een beetje geluk het gehoemp van de roerdomp.[4]
- Lekker eens de handen uit de mouwen steken in de frisse buitenlucht en nog iets goeds doen voor de natuur ook? Zondag kan dat, tijdens de Natuurwerkdag van Landschap Noord-Holland in het Ilperveld, een mooi gebied boven Amsterdam. Gezamenlijk de laatste voorbereidingen treffen voor het nieuwe weidevogelseizoen door de rietkanten te maaien; grutto, tureluur en kievit houden van uitzicht, eten daar insecten en willen er broeden. Voor thee en soep wordt gezorgd, wel brood meenemen. Handschoenen, harken en vorken aanwezig. Trek laarzen of stevige schoenen aan.[5]
1. een weidevogel
- Het woord tureluur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tureluur" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tureluur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ (volgel) tureluur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Saskia van Loenen 15 APRIL 2017
- ↑ NRC 19 februari 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be