tufsteen
- tuf·steen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘steensoort’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- van Middelnederlands tufsteen, op te vatten als samenstelling van tuf zn en steen zn [2][3][4][5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tufsteen | |
verkleinwoord |
- (geologie) lichte, poreuze, vulkanische steensoort
- Van Pou Hakanononga, de god van de tonijnvissers, raakte onlangs bekend dat het uit de veertiende eeuw dateert en daarmee het oudste tot nog toe bekende beeld van het Paaseiland is. In een pittoresk zwart-witfilmpje werd het transport vastgelegd: van de Rana Rarakuvulkaan, de groeve die de tufsteen leverde en later uitgroeide tot een rituele plek, naar het Belgische zeilschip de Mercator.[6]
- In de bouwput waar de gemeente binnenkort 40 appartementen en horeca laat bouwen, kwam veel tufsteen naar boven. Daarmee bouwden de Romeinen ook.[7]
1.
- Het woord tufsteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tufsteen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tufsteen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tufsteen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard 20 november 2017
- ↑ Tubantia Jan Belt 8 juni 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be