• tuf
enkelvoud meervoud
naamwoord tuf -
verkleinwoord - -

het tufo

  1. versteende vulkanische as
vervoeging van
tuffen

tuf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
    • Ik tuf. 
  2. gebiedende wijs van tuffen
    • Tuf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
    • Tuf je? 
78 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]