tuf
- tuf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuf | - |
verkleinwoord | - | - |
het tuf o
- versteende vulkanische as
vervoeging van |
---|
tuffen |
tuf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
- Ik tuf.
- gebiedende wijs van tuffen
- Tuf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
- Tuf je?
- Het woord tuf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuf" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be