• tucht·recht
enkelvoud meervoud
naamwoord tuchtrecht tuchtrechten
verkleinwoord - -

het tuchtrechto

  1. regels m.b.t. de tucht
  2. (juridisch) dat deel van het publieke recht dat de overheid de bevoegdheid geeft personen, die tot een bepaalde beroepsgroep behoren (advocaten, notarissen, bankiers en medici) te kunnen straffen ter bevordering van een behoorlijke vervulling van hun taak
    • Tuchtrecht bankensector nog in opstartfase [2]