Nederlands

 
trekkracht
Uitspraak
Woordafbreking
  • trek·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trekkracht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trekkrachtv / m

  1. (natuurkunde) een kracht die van het voorwerp, waarop men de kracht uitoefent, weggaat
     Papa legde uit wat ik al wist, hij had het over Rolls-Royce-vliegtuigmotoren en over trekkracht versus duwkracht, de liftkracht van de vleugels en hoeveel die konden hebben, over het routenetwerk boven Europa en over de landingsprocedures.[2]
     Verstappen bleef bij de start Carlos Sainz net voor. Zelf zette de Nederlander zijn Red Bull in de eerste bocht naast de Ferrari van Leclerc. Maar die had meer trekkracht bij het uit-accelereren en behield zo zijn derde plek.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Galavoorstelling Hamilton in Frankrijk; Verstappen vierde” (23-06-2019), NOS