tramlijn
- tram·lijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tramlijn | tramlijnen |
verkleinwoord | tramlijntje | tramlijntjes |
- een vaste route van een tram
- Contant betalen in het Amsterdams stadsvervoer behoort na het eerste kwartaal van volgend jaar tot het verleden. Tramlijn 26 tussen IJburg en het Centraal Station is de eerste van de veertien tramlijnen in de stad waar cashgeld vanaf 8 december niet meer wordt geaccepteerd.[2]
- Van Galen bood de genodigden ook een sneakpeak in Het Trammmhuys, de nieuwe vaste ’halte’ van de Hoftrammm in Voorburg. Langs het spoor van de voormalige tramlijn 10 verrijst een nieuw restaurant in de stijl van het rijdende restaurant. Het Trammmhuys opent eind november de deuren.[3]
- de rails waarover een tram rijdt
- Het woord tramlijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tramlijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 20 nov. 2017
- ↑ de Telegraaf 07 nov. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be