traanoog
- traan·oog
- samenstelling van tranen ww en oog zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traanoog | traanogen |
verkleinwoord | traanoogje | traanoogjes |
- een oog waaruit tranen druppelen als teken van verdriet
- De oud-Hengelose pakte het EU-logo erbij en liet vervolgens haar creativiteit de vrije loop. Het resultaat: het EU-logo als verdrietig gezichtje met een traanoog. [2]
- een vochtig oog waaruit tranen druppelen door een oogaandoening
- Mijn zus Ellen is cabaretière. Haar nieuwe theatershow Horten en Stoten gaat over het dagelijks leed dat wij met ons meedragen aan kwaaltjes. Ze beschrijft haar omgeving waarin iedereen tegenwoordig wel wat heeft; vage klachten variërend van enkelpijn tot traanogen. Ik voel me meteen aangesproken. Heeft ze het nou over mij? [3]
- [1] tranenvloed
1. huilen
- Het woord traanoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "traanoog" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 30-06-16 Hengelose in Londen uit verdriet over Brexit op bijzondere manier
- ↑ De Telegraaf SANDRA SCHUURHOF 01 jun. 2013 Kwaaltjes
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be