tranen
- tra·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tranen |
traande |
getraand |
zwak -d | volledig |
tranen
- inergatief het afscheiden van tranen
- Mijn ogen traanden.
de tranen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord traan
- ▸ Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit.[1]
- Het woord tranen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tranen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be