vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     tegenin  
 persoonlijk     ertegenin  
aanwijz.   nabij     hiertegenin  
  veraf     daartegenin  
  vragend/betrekk.     waartegenin  


  • te·gen·in

tegenin

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord: zich tegen iets verzettend
    • Hij ging er niet tegenin. 
  • Als voorzetsel in de regel gescheiden: Tegen de wind in.
91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be