• ta·toeë·ring
  • ta·toe·e·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord tatoeëring tatoeëringen
verkleinwoord

de tatoeëringv

  1. een tekening die met naald en inkt blijvend in de huid is aangebracht
    • De vermoorde man werd geïdentificeerd aan de hand van de tatoeëringen op zijn lichaam. 
  2. het tatoeëren
    • De dieren worden gemerkt door tatoeëring van het oor.