• ta·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
talen
taalde
getaald
zwak -d volledig

talen

  1. onovergankelijk ~ naar informeren naar, navraag doen naar
  2. onovergankelijk ~ naar smachtenverlangen ww  naar; meestal in combinatie met een ontkenning
    • Tevreden mensen talen niet naar pracht en luxe. 
     De belangstelling voor Park & Bike is klein. Honderden automobilisten vragen elke dag om het gratis tramkaartje, maar talen niet naar fietsen.[2]
  3. onovergankelijk, (verouderd) spreken

de talenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord taal
     Ontwikkel jezelf breed, met onderwijs, muziek, talen, gesprekken, mensen en reizen door de wereld.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "talen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Arjen Schreuder
    “Gezond en goedkoop is niet genoeg” (15 maart 2007) op nrc.nl  
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be