• taal·pu·ris·me
enkelvoud meervoud
naamwoord taalpurisme taalpurismen
verkleinwoord - -

het taalpurismeo

  1. (taalkunde), Het streven naar het gebruik van vaste taalregels, een vaste uitspraak en een woordenschat die met inachtneming van die regels en uitspraak zijn opgebouwd. Het soms kunstmatig lijkend gebruik van woorden van een eigen taal indien in het algemeen spraakgebruik eerder leenwoorden worden toegepast.
    • Taalpurisme als iets heel verderfelijks te beschouwen is iets typisch Nederlands.