• sy·zy·gie
enkelvoud meervoud
naamwoord syzygie syzygieën
verkleinwoord - -

de syzygiev

  1. samenkoppeling van twee afzonderlijke zaken
    • In de onderscheiding van idee en werkelijkheid, de eerste der reeks, is eigenlijk elke volgende syzygie ingewikkeld. [1]
  2. (astronomie) situatie waarin drie hemellichamen in de ruimte op één rechte lijn staan, meestal gebruikt voor momenten waarop de maan of een planeet een plaats op de rechte lijn tussen zon en aarde inneemt
    • Opnieuw syzygie. Maar deze keer staan de zon en maan in oppositie. Het is nu volle maan. Bij conjunctie is het nieuwe maan. [2]
  3. (wiskunde) in de abstract algebra de benaming voor een bepaald soort relatie
    • Van de vele termen die Sylvester heeft ingevoerd zijn verscheidene blijvend bezit van de wiskundigen gebleven, wij denken b.v. aan de woorden invariant, covariant, contravariant, cogrediënt en syzygie. [3]
  4. (biologie) paarsgewijze verbinding van de chromosomen bij de meiose tijdens celdeling
  5. (psychologie) in de opvatting van Jung een fundamentele verband dat twee tegengestelde begrippen weer verenigt
    • De man-vrouwelijke syzygie is slechts één van de mogelijke tegenstellingsparen, overigens wel één van de belangrijkste en daarom meest voorkomende in de praktijk. [4]
  6. (dichtkunst) combinatie van twee versvoeten als een eenheid binnen een gedicht
    • Dipodie (…) of syzygie noemt men een verbinding van 2 voeten in een vers, (…) [5]


  • syzy·gie (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het eind van een regel wordt ontraden)[1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  syzygie     la syzygie     syzygies     les syzygies  

syzygie v

  1. syzygie