• sus
vervoeging van
sussen

sus

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sussen
    • Ik sus. 
  2. gebiedende wijs van sussen
    • Sus! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sussen
    • Sus je? 
  enkelvoud meervoud
onbeklemtoond beklemtoond onbeklemtoond beklemtoond
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
1e persoon mi enk
mis mv
mío m enk mía v enk
míos m mv mías v mv
nuestro m enk nuestra v enk
nuestros m mv nuestras v mv
2e persoon tu enk
tus mv
tuyo m enk tuya v enk
tuyos m mv tuyas v mv
vuestro m enk vuestra v enk
vuestros m mv vuestras v mv
3e persoon
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv

sus mv

  1. zijn, haar, uw, hun; bezittelijk voornaamwoord derde persoon enkelvoud en meervoud
    «tenga sus libros»
    hij heeft zijn boeken.
    «compran sus periódicos»
    zij kopen hun kranten.