argwaan
- arg·waan
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘verdenking’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | argwaan | - |
verkleinwoord | - | - |
de argwaan m
- gekoesterd gevoel van verdenking, wantrouwen
- Na die opmerking kreeg hij argwaan.
- ▸ Alsof hij zich verantwoordelijk voelde voor de hele schepping, verontschuldigde hij zich voor de argwaan in de moderne wereld, die hem ertoe verplichtte bepaalde formaliteiten in acht te nemen, maar hij verzekerde mij dat we daar later nog een geschikt moment voor konden vinden, wanneer ik zou zijn uitgerust van mijn verplaatsing.[3]
- ▸ Mocht een gast toevallig een glimp van zijn uniform opvangen, dan zou dit eerder een gevoel van veiligheid dan argwaan opwekken.[4]
1. gekoesterd gevoel van verdenking
vervoeging van |
---|
argwanen |
argwaan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van argwanen
- Ik argwaan.
- gebiedende wijs van argwanen
- Argwaan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van argwanen
- Argwaan je?
- Het woord argwaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "argwaan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "argwaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ argwaan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 14
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be