Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strot·klep·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strotklepje strotklepjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het strotklepjeo

  1. (anatomie) een dun, dekselachtig kraakbeenklepje, bedekt met een slijmvlies, dat zich aan de basis van de tong bevindt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie