Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strooi·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strooibrief strooibrieven
verkleinwoord strooibriefje strooibriefjes

Zelfstandig naamwoord

de strooibriefm

  1. op straat gratis uitgedeeld drukwerk om snel een (commerciële) boodschap te verspreiden
    • Zaterdag 1 december wordt in de meeste warenhuizen en grootwinkelbedrijven gestaakt. Morgen en donderdag voert de LBC in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde al een pamflettenactie. De consument wordt die dagen via een strooibrief over de staking geïnformeerd. [2] 
    • De premie bedraagt in het eerste geval 2.500 en in het tweede 5.000euro. Havenarbeiders echter die bijvoorbeeld 36 of 37jaar dienst hebben, trekken niks. Zo'n 220 arbeiders zouden in dat geval verkeren. 'Discriminatie', zegt de 59-jarige Rik Peleman die, zoals veel van zijn collega's, naast de premie van 5.000 euro grijpt. Hij en zijn 'maten', onder wie ploegbaas Reimon Dierick die met 25jaar dienst wel zijn 2.500euro krijgt, doen via een strooibrief een oproep aan dokwerkers om samen een advocaat onder de arm nemen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen