stinker

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  stinker    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• stin·ker

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van stinken met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	stinker	stinkers
verkleinwoord	stinkertje	stinkertjes

Zelfstandig naamwoord

de stinker m

1. persoon die stinkt
2. (scheldwoord) (informeel) gemeen persoon

Synoniemen

• stinkerd

Vertalingen

    1. persoon die stinkt   

Duits: Stinker (de) m

    2. gemeen persoon   

Duits: Drecksack (de) m

Gangbaarheid

• Het woord stinker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stinker" herkend door:

85 %	van de Nederlanders;
94 %	van de Vlamingen.