Nederlands

 
[3] stigmata van een plant
Uitspraak
Woordafbreking
  • stig·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘merkteken’ voor het eerst aangetroffen in 1660 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stigma stigma's
stigmata
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stigmao [3]

  1. een uiterlijk kenmerk dat afbreuk doet aan iemands reputatie
    • Dat is me bijgebleven, ik begreep dat je nooit je hart moet luchten. Als je zo'n aanslag hebt overleefd, ben je nog kwetsbaarder en brozer. Je draagt het stigma van het slachtoffer, ik wil dat stigma niet dragen... [4] 
    • Herzberg gebruikt het woord etiket dus in een neutrale, zelfs positieve zin. Een etiket geeft identiteit. Herkenning en erkenning. Maar tegelijkertijd, zoals wij weten en ook Herzberg maar al te goed en meer dan velen besefte: elk etiket kan een stigma worden, een basis voor veroordeling. In het Cambodja onder Pol Pot of in China tijdens de Culturele Revolutie betekende het etiket 'intellectueel' vaker wel dan niet een doodvonnis of onmenselijke dwangarbeid. [5] 
    • In Noord-Amerika lijkt het straks eerder een aanbeveling dan een stigma als je cannabis rookt. Met Vlaams geld lanceren ambitieuze start-ups er luxe cannabissigaretten en ‘verse’ wiet in chique opbergdozen. Of hoe een softdrug plots een luxeproduct wordt. Net zoals eerder tabak en bier.[6] 
    • Autisme heeft een heel negatief stigma en werkgevers hebben vaak veel vooroordelen. Maar als ze ervan weten en die jongens ontmoeten, zien ze wat een leuke mensen en goede ict-specialisten het zijn.”[7] 
  2. wonden van Jezus na de kruisiging
  3. (beschrijvende plantkunde) deel van de stamper van een plant
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "stigma" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. stigma op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna
    Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat [2015] ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 356
  5. Louise, Fresco
    Kruisbestuiving [2014] ISBN 978-90-351-4251-0 pagina 178
  6. de Standaard 18 NOVEMBER 2017
  7. Tubantia Vivian de Gier 09-NOVEMBER-2017
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

enkelvoud meervoud
stigma stigmas, stigmata

Zelfstandig naamwoord

stigma

  1. (beschrijvende plantkunde) stempel, stigma; bovenste gedeelte van de stamper in een bloem