Gevleugelde stengel van Lathyrus
  • sten·gel
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deel van een plant’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stengel stengels
verkleinwoord stengeltje stengeltjes

de stengelm

  1. (plantkunde) langgerekt en stevig orgaan van een vaatplant dat water en voedingstoffen vervoert
    • De stengel kan rond, hoekig en geribd, gevleugeld, glad, hol of gevuld zijn. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]