• stem·loos

stemloos

  1. zonder stem
    • De stemloze zangeres moest haar optreden afzeggen. 
  2. (taalkunde) zonder dat de stembanden meetrillen
    • De f,h,k,p,s en ch zijn stemloze medeklinkers. 
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be