Nederlands

 
stekelbes
Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·kel·bes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stekelbes stekelbessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stekelbesv / m

  1. (fruit) Ribes uva-crispa   een groene, zurig smakende bes die aan een struik met stekels groeit
    • De kruisbes is de vergeten groente onder het fruit. Het areaal van de professionele productie blijkt in Nederland teruggelopen tot onder vijftien hectare. In Vlaanderen is meer eer te behalen met de kruisbes, die ze daar stekelbes noemen. Hoewel ook de vrucht iets stekeligs heeft, zit de stekeligheid hem vooral in de struik. [3] 
    • ‘Een van mijn favorieten voor de zomer is clafoutis, een typisch Frans nagerecht dat meestal met kersen gemaakt wordt. Maar omdat het beslag van clafoutis op zich al zoet is, gebruik ik er ook graag zurige vruchten voor, zoals rabarber – eigenlijk een groente, maar wel verrukkelijk in nagerechten – en stekelbes, die helaas steeds minder geteeld wordt. Je kunt clafoutis ook met andere vruchten maken, al moeten ze wel enigszins stevig van textuur zijn. Aardbeien en frambozen zouden in de oven te plat worden.’ [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen