Nederlands

 
steekwagen
 
steekwagen in gebruik
Uitspraak
Woordafbreking
  • steek·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steekwagen steekwagens
verkleinwoord steekwagentje steekwagentjes

Zelfstandig naamwoord

steekwagen m [1]

  1. handkar die je gedeeltelijk onder de ladig kunt schuiven zodat je de lading kunt optillen
    • Rijen, gangpaden en tien dozen hoge wanden van karton verhullen de ware verhoudingen van de opslagruimte. Napier klemt met een steekwagen de deur dicht. 'Zeg alsjeblieft dat je sinds gisteren over je pistoolallergie heen bent; sist hij. [2] 
    • Daarna wordt de melk overgeladen in een vat van vijftig liter. Met een shoveltje of steekwagen wordt dat vat naar de melktap voor op het erf gereden. Het vat wordt - onzichtbaar voor de klant - gekoppeld aan de tap.[3] 
    • Met haar spaargeld begon Van Goor den Oosterlingh een website voor wat Hollandse producten. Die verpakte ze zelf in dozen, om ze vervolgens per steekwagen naar het postkantoor te brengen. 'Daar kreeg ik wel spierballen van, maar uiteindelijk ook rugpijn. Bij de eerste klant ging de champagne nog open, maar toen de zaken wat begonnen te lopen, was het op deze manier niet meer vol te houden. Ik weet nog dat het hele huis vol stond met chocoladeletters en banketstaven. Moet jij niet eens wat anders verzinnen, zei mijn man toen.'[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Mitchell, David
    Wolkenatlas vertaald door Aad van der Mijn [2005] ISBN 9021474840 pagina 452
  3. Tubantia 21-NOVEMBER-17,
  4. Volkskrant WILCO DEKKER 23 december 2013