[2] pierewiet
  • pie·re·wiet
enkelvoud meervoud
naamwoord pierewiet pierewieten
verkleinwoord

de pierewietm

  1. iemand die veel grapjes maakt
     Burkunk (28 december 1925) schreef bijna vijftig kinder- en jeugdboeken. Hij debuteerde in 1973 met Clowntje Pierewiet.[3]
  2. steekwagentje, duveltje
  3. Pierewiet is een woord met een grappig klank
     Pierewiet. Pierewiet. Het lied met pierewiet gaat over een merel in de lente. Dat mag best, nu de lente in het jasje van de herfst is gaan wonen. Samuel heeft geregeld muziektherapie en voor woorden als pierewiet, zeker bij herhaling uitgesproken, kun je hem wakker maken. Mooie, grappige klank. De herhaling van de ie, de rollende r. Hij lacht uitbundig bij een gezongen pierewiet. Nog een keer, dat refrein. En nog eens.[4]
  • in zijn pierewiet staan
in zijn blootje staan
60 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]
  1. pierewiet op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Kinderboekenschrijver Wim Burkunk overleden” (11 augustus 2008), Het Parool
  4.   Weblink bron “Samuel is trommelaar op zijn eigen klankkast” (18 oktober 2017), de Volkskrant
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be