spruw
- spruw
- In de betekenis van ‘slijmvliesontsteking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spruw | - |
verkleinwoord | - | - |
- (medisch) een door een infectie met de gist Candida albicans veroorzaakte hardnekkige witte uitslag op de lippen, de tong en het mondslijmvlies
- ▸ Spruw zorgt voor witte plekken in de mond van baby’s, variërend van slechts enkele witte puntjes op de tong tot een volledig witte tong en soms zelfs een witte binnenkant van de wangen, het gehemelte en de lippen. Spruw is niet zeldzaam: het komt bij bijna 5% van de baby’s onder de zes weken voor.[2]
1. slijmvliesontsteking in mond of darmen
- Het woord spruw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spruw" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spruw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “kabrita” (24 september 2020)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be