springaapjes
- (IPA in voorbereiding)
- spring·aap·jes
- samenstelling van spring en aapjes zn
- springaapje zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | springaapjes |
de springaapjes mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord springaapje
- meervoudsvorm als officiële benaming (primaten) een onderfamilie Callicebinae van de Zuid-Amerikaanse familie sakiachtigen (Pitheciidae ). De wetenschappelijke naam van de onderfamilie werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Reginald Innes Pocock in 1925
- [2] sakiachtigen, breedneusapen, apen, primaten, zoogdieren, gewervelden, synapsiden, chordadieren, dieren
- [2] Atlantische springaapjes
- [2] bernhardaapje, grijze springaap, hoffmannsspringaap, rode springaap, Urubamba bruine titi, weduwaapje, West-Indische apen
- Het woord 'springaapjes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] springaapjes op Wikidata