spectaculair
- spec·ta·cu·lair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opzienbarend’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1]
- afgeleid van het Franse spectaculaire met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spectaculair | spectaculairder | spectaculairst |
verbogen | spectaculaire | spectaculairdere | spectaculairste |
partitief | spectaculairs | spectaculairders | - |
spectaculair [3]
1.
- Het woord spectaculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spectaculair" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "spectaculair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spectaculair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be