• smoor·vol
stellend
onverbogen smoorvol
verbogen smoorvolle

smoorvol

  1. intensief (verouderd) helemaal gevuld
     Het was marktdag, het grote plein bezijden de kathedraal was smoorvol met volk, en onder de galerij liepen meer schilders dan doorgaans.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron De verzoeking in Antwerpen (II) in: De Vlaamse Gids., jrg. 48 nr. 11 (november 1964), De Vlaamse Gids, Brussel, p. 731