propvol
- prop·vol
- In de betekenis van ‘helemaal vol’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
- intensief, samenstelling van prop ww en vol
stellend | |
---|---|
onverbogen | propvol |
verbogen | propvolle |
partitief | propvols |
propvol
- heel erg vol, vaak in de zin van te vol
- Hij heeft zich propvol gegeten, er kan niets meer bij.
- Het woord propvol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "propvol" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "propvol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be