[2] sluitpost
  • sluit·post
enkelvoud meervoud
naamwoord sluitpost sluitposten
verkleinwoord

de sluitpostm

  1. een kostenpost of activiteit met een lage prioriteit, waar je alleen maar tijd of geld aan besteedt, als er tijd of geld over is
    • Toch kom ik aan strijken weinig toe, het is mijn sluitpost op een krappe begroting. Maar ik heb een geheimtip, een soort van tussenoplossing die een vriend me ooit leerde: strijken met je handen. Gewoon het wasstuk straktrekken en met twee handen gladstrijken. [3] 
  2. (informeel) de keeper van een voetbalteam
    • De 45-jarige keeper werd wereldberoemd toen hij als reserve in februari tijdens een FA Cup-duel met Arsenal een hartige taart achterover werkte. De sluitpost wist echter al dat hier een weddenschap op was gezet. [4] 
    • Het was dan ook even schrikken toen Lovencics een enorme knal vlak over het doel van Courtois mikte. Het was ook even schrikken toen de Limburgse sluitpost uitgleed en een terugspeelbal onder zich zag schuiven, maar gelukkig rolde de bal naast. [5] 
95 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[6]
  1. sluitpost op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. 25
    Groothuis, Diet
    Het grote poetsboek 2016 ISBN 978-90-450-2940-5 pagina 103
  4. Tubantia Reemt Borcherts 14-juli-2017
  5. de Standaard 26/06/2016 door maj
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be