• sluit·kool
enkelvoud meervoud
naamwoord sluitkool sluitkolen
verkleinwoord

de sluitkoolv / m

  1. (voeding) Brassica   koolsoort waarvan de bladen van het bladgewas zich dicht opeen over het groeipunt sluiten en zo de eigenlijke kool vormen
     Daar komt bij dat de stoere sluitkool niet moeilijk doet over een beetje barre temperaturen; hij doorstaat winterweer waardoor zelfs Piet Paulusma jammerend zijn studio wordt ingejaagd.[2]
     In West-Vlaanderen is de impact groter, omdat daar heel wat meer vollegrondsteelt verhandeld wordt, zoals jonge sluitkolen, aardappelen en prei.[3]
25 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Matthijs Meeuwsen
    “Rodekool in pot, blik of pak: deze komt als beste uit de test” (12-12-2018,), Tubantia
  3.   Weblink bron
    rdc
    “Waarom u zo veel betaalt voor een bakje aardbeien en courgetten” (10/07/2017), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be