spitskool
- spits·kool
- samenstelling van spits en kool [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spitskool | spitskolen |
verkleinwoord | spitskooltje | spitskooltjes |
- de spitse rassen van wittekool of savooiekool (groenekool)
- De sashimi van koningsbaars (7 euro) is kraakvers, stevig en mals en mooi gesneden. Op het oog zou je zeggen: drie plakjes rauwe vis, daar kun je niet zoveel aan koken. Maar the devil is in the detail. De vis is subtiel aangemaakt met sesamolie en soja, het kleine plukje spitskool ernaast met sesamolie en azijn. Zo’n klein verschilletje maakt van goed geweldig. [2]
1. de spitse rassen van witkool of savooiekool (groenekool)
- Het woord spitskool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spitskool" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joël Broekaert 25 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be