spitskool
  • spits·kool
enkelvoud meervoud
naamwoord spitskool spitskolen
verkleinwoord spitskooltje spitskooltjes

de spitskoolv / m

  1. de spitse rassen van wittekool of savooiekool (groenekool)
    • De sashimi van koningsbaars (7 euro) is kraakvers, stevig en mals en mooi gesneden. Op het oog zou je zeggen: drie plakjes rauwe vis, daar kun je niet zoveel aan koken. Maar the devil is in the detail. De vis is subtiel aangemaakt met sesamolie en soja, het kleine plukje spitskool ernaast met sesamolie en azijn. Zo’n klein verschilletje maakt van goed geweldig. [2] 
99 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joël Broekaert 25 maart 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be