sling
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sling | slings |
sling
- katapult, slinger
- draagdoek, mitella
- draagband, draagriem
- lus [1]
- (scheepvaart) leng, soort hijsstrop
- (scheepvaart) borg [4], ratouw
- (schoeisel) hielband
- (drinken) bep. sterkedrank (gin, grog e.d.) aangelengd met water
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sling |
he/she/it | slings |
verleden tijd | slung slang |
voltooid deelwoord |
slung |
onvoltooid deelwoord |
slinging |
gebiedende wijs | sling |
sling
- overgankelijk (met een slingerbeweging) gooien of werpen, slingeren
- overgankelijk in een draagriem dragen
- overgankelijk, (scheepvaart) met een leng ophijsen
- overgankelijk, (informeel) (veelal illegaal) verkopen of uitdelen (van drugs e.d.)