• sleuf
  • mogelijk van  sloven ww , in de betekenis van ‘smalle groef’ aangetroffen vanaf 1625 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sleuf sleuven
verkleinwoord sleufje sleufjes

de sleufv / m

  1. langgerekte, nauwe en vrij diepe inkerving of uitgraving
    • De arbeider stond in een gegraven sleuf toen die dichtklapte.[4] 
89 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]