gleuf
- gleuf
- In de betekenis van ‘spleet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1858 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gleuf | gleuven |
verkleinwoord | gleufje | gleufjes |
- een langgerekte opening of inkeping in iets
- Je moet nog een euro in de gleuf stoppen.
- (scheldwoord) vrouw.
- (eufemisme) vagina.
1. een langgerekte opening of inkeping in iets
- Het woord gleuf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gleuf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "gleuf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gleuf | gleuwe |
gleuf