sponning
- spon·ning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sponning | sponningen |
verkleinwoord | sponninkje | sponninkjes |
- (bouwkunde) een langwerpige groef of gleuf met twee zijkanten
- De sponning was te klein voor de nieuwe deur.
- Het woord sponning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sponning" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sponning" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sponning op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be