Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·gers·mes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slagersmes slagersmessen
verkleinwoord slagersmesje slagersmesjes

Zelfstandig naamwoord

het slagersmeso

  1. groot scherp mes gebruikt om stukken vlees af te snijden van een geslacht dier
    • Het was donderdagavond en wij hadden zin in een lekker stuk vlees. Bij Albert Heijn waren de schappen al leeg en we besloten om te keren. Even verderop zit een islamitische slager, gekenmerkt door vriendelijkheid en luide islamitische muziek. Ik gaf aan wat ik wilde en hij zette zijn enorme slagersmes op het vlees om de portie aan te geven. „Minder, minder”, zei ik. De slager keek me verstoord aan: „Nee hè, buurman.” Net toen ik rood begon aan te lopen volgde een grote grijns. Wij lachten naar elkaar en ik liep de deur uit met meer dan waar ik voor gekomen was. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Thomas Beelaerts 7 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be